Een zoektocht naar de relatie tussen cultuur en ontwikkeling
Vijf dagen op zeven vervel ik ‘s ochtends en ‘s avonds tot schub op de huid van een enorme slang die neurotisch tussen Antwerpen en Brussel schuift. Deur uit, fiets op, ik ben het konijn uit Alice in Wonderland dat rent met de klok in de hand. Vandaag is anders. Geen slang om 7u51, maar een half uur later. Geen zeven uur zesendertig minuten ritmisch vingeren en turen op een lichtbak. Nee, ik neem deel aan een colloquium.
Daar maak je indruk mee, een colloquium. Zo’n woord kan alleen maar op iets gewichtigs slaan. Een moment om uit je loopgraaf te klauteren en te aanschouwen waar je bent, welk seizoen het is, wat je doet, en vooral, wat anderen doen. In Geert Maks In Europa las ik laatst dat frontsoldaten tijdens Wereldoorlog I zich op kerstavond verbroederden met de vijand. Samen zuipen, zingen, zwanzen met de witte vlag in de lucht. Daar hangen natuurlijk ook risico’s aan vast: je kan tot de vaststelling komen dat je niet goed bezig bent. In het ergste geval drukt een kogel tussen beide oren je met je neus op de feiten.
Het colloquium waar ik naartoe ga heet ‘Cultuur in/en ontwikkeling’. Als er een schuine streep staat weet je al meteen dat thema complex is en dat er op het einde van de dag niet veel meer over te zeggen valt dan dat het complex is.
Wanneer ik in Brussel-Noord de trappen van het station afrol krijg ik al meteen een cultureel voorspel. Ik hoor klanken die me doen denken aan het hypnotiserende harmonicaspel van reggaelegende Augustus Pablo. Enkele passen verder zie ik een accordeonist met Oost-Europees gelaat. Ik durf wedden dat het een Roemeen is, wat meer zegt over de indoctrinaire impact die de media op mijn wereldbeeld heeft dan over de man zelf. Ik herken de melodie. Een klassieker doet het altijd goed bij het publiek.
Ik stap verder, al is er iets diep in mij dat wil blijven luisteren. Het colloquium begint pas over twintig minuten, dus heb ik in principe wel even tijd. Toch snel ik voort. Stilstaan is achteruitgaan. Enkel zwervers en alcoholiekers staan stil, én straatmuzikanten, maar dan om andere redenen.
Mijn aandacht verplaatst zich naar een paar eendjes die tegen de stroom van een plas water in peddelen. Het lijkt wel een wildwaterbaan waar zij als volleerde rafters de show stelen. Er is wind, maar die bries lijkt me niet van die aard om een tsunami voor surfende eenden te veroorzaken. Ik zoek een hoger antwoord, maar een déjà-écouté brengt me terug naar mijn aardse bestaan. Hoor ik daar niet dezelfde melodie die ik zonet achter mij heb gelaten? Ik weet wel dat het repertoire van Brusselse straatmuzikanten niet bijzonder breed is, maar dit gaat toch te ver. Op een paar honderd meter afstand van elkaar staan twee Roemenen hun accordeon te omarmen, waarschijnlijk van hetzelfde bouwjaar en merk, en alsof dat nog niet genoeg is, ook nog hetzelfde nummer te spelen. Ze lijken wel draaiorgeltjes in de vorm van kleine ongeschoren vijftigers die ’s morgens in Brussel worden uitgestrooid. Cultuur als bedelhand.
Het colloquium gaat over de plaats van cultuur binnen ontwikkelingssamenwerking. Enkele gerenommeerde sprekers breken er zich het hoofd over. Bertolt Brecht vatte het in zijn tijd samen met de woorden ‘Erst das Fressen, dann die Moral’. Met hongerige maag de zevende symfonie van Beethoven aanhoren is geen pretje. Maslow goot de primaire behoeften in een piramide waarin eten, drinken, slapen en seks – nou ja, voortplanting – de basis vormen. Maar we zijn toch ook geen koeien, merkt Gie Goris op, die de cineaste Marie-Clémence Paes uit Madagascar citeert. Een mens zonder cultuur is geen mens. Het is dus geen verhaal van of/of, maar van en/en.
Seydou Wane uit Senegal getuigt hoe cultuur onverwacht in zijn ontwikkelingsorganisatie is binnengesijpeld. De NGO is vooral gespecialiseerd in gezondheids- en economische projecten. Enkele jaren geleden geloofde Seydou zijn oren niet wanneer de bewoners van een dorp geen economische ondersteuning vroegen, maar culturele. Wáblief? Zang en dans was voor hen essentieel om zichzelf kenbaar te maken aan de buitenwereld. Daar sta je dan met al je theorieën. Hij dacht dat het om een grap ging, maar nee, het was bittere ernst. Cultuur vormde voor hen een prioriteit.
Volgens de Congolees Petna Ndaliko is mentale stabiliteit evenzeer een basisbehoefte. Om anderen te kunnen vertrouwen moet je eerst in jezelf geloven. En vertrouwen is dan weer een fundamentele bouwsteen voor een maatschappij. Kunst speelt daarbij een belangrijke rol. Hij geeft het voorbeeld van een vluchtelingenkamp waar voormalige kindsoldaten hun trauma’s verwerken door creatief te zijn. Ik vraag me af of hooligans hun energie ook zouden kunnen omzetten in kunst. De wereld zou ermee gediend zijn. Ik denk aan de Braziliaanse film Cidade de Deus waar straatboefjes uit de favela’s het tot steracteurs schoppen. We hunkeren toch allemaal naar erkenning? Cultuur als bindmiddel.
Jasper Walgrave citeert een westerse geldschieter die wel een artistiek project wilde financieren, maar die de dans die hij net had gezien toch niet Afrikaans genoeg vond. Cultuur als glijmiddel.
Of we cultuur nu met een kleine of een grote letter schrijven, of het een instrument voor of een doel van ontwikkeling moet zijn, daar zijn we nog niet helemaal uit. Wat wel een waarheid als een koe is, is dat ontwikkeling over emoties gaat. Maar waarom lezen we in ontwikkelingsplannen nooit iets over al die irrationele zaken die mensen bewegen en motiveren? De copycataccordeonisten, de eendjes met heldenstatus, de stiltes in het betoog van Petna Ndaliko die meer woorden oproepen dan vele toespraken samen, ze vullen m’n maag niet, maar maken me wel mens.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten