dinsdag 30 maart 2010

Brussel-Noord zwart/wit

Duim diep in de mond. Een opgedroogde traan aan z’n wang als stille getuige van een onbeantwoord verlangen. Buikje tegen rug van mama. Zusje handje vast. Mama, aapje en zusje de trap af. En ook nog koffer.

Ik aarzel: spreek ik mama aan en vraag haar of ik kan helpen met de koffer? Misschien schrikt ze of vreest ze dat ik haar koffer wil stelen. Mama is behendig en koffer lijkt niet te zwaar.

Een jonge vrouw neemt zusje in de armen en draagt haar de trappen af. Eerder zag ik de vrouw uit de trein stappen, alleen. Kent ze mama? Beneden aan de trap zet ze zusje neer en loopt verder. Neen, ze kennen elkaar niet.

Zusje weent niet in de armen van de vreemde vrouw, mama kijkt niet wantrouwig op, het lijkt de gewoonste zaak. Zwarte mama, zwart aapje, zwart zusje en zwart jonge vrouw.

zondag 21 maart 2010

Dit artikel gaat niet over porno

‘Dit is géén porno’ staat in zwangere letters boven het artikel. De eetjes van ‘geen’ dragen zelfs een kroontje. Die redacteurs toch. Ze passen sluwe technieken toe om de lezers aan hun letters te laten kleven.

Op het eerste zicht is er niets aan de hand. Bij het woord porno verschijnt gewoonlijk een parental advisory, maar aangezien het hier niét over porno gaat mogen de kindjes gerust meelezen. Het lijkt een eenvoudige negatie, zoals in de wiskunde. 1 ≠ 2 en daarmee is de kous af.

Taal is echter geen wiskunde. Deze uitspraak is toevallig ook een negatie. Wanneer we beweren dat taal geen wiskunde is linken we taal toch aan wiskunde, zelfs al zeggen we dat ze niet gelijk zijn. Er bestaat een relatie tussen beide, anders zouden we ze niet met elkaar vergelijken. We zeggen bijvoorbeeld niet ‘taal is geen badschuim’ omdat er nu eenmaal geen logisch verband tussen de twee is.

Wat gebeurt er in ons hoofd wanneer we ‘Dit is géén porno’ lezen? Onze hersenen maken razendsnel verbindingen. Neuronen schieten uit de startblokken en geven in ijltempo het woord porno als een estafettestokje door. Meteen veren allerlei associaties recht. De fabriek draait op volle toeren. “Hola!” roep je uit. “Valse start! Allen terug naar jullie plaatsen. Er staat wel degelijk ‘géén’ hé. Niet gezien misschien?” Maak dat je hersenen maar eens wijs. De neuronen staan al lang te zweten aan de finish, met een leger van prikkels aan hun zijde.

Waarom we ontkenningen gebruiken? Omdat we sluwe profiteurs zijn. We houden ons zogezegd afzijdig en staan braaf aan de zijlijn, maar gaan wel met de voordelen lopen. We zeggen mooi dat het niét over porno gaat, maar ondertussen is de aandacht bij de lezers wel vlijmscherp. Ofwel zijn we roekeloze idioten, ons niet bewust van het grote gevaar dat naar ons loert. Neem het voorbeeld van een politicus die zegt “ik ben géén leugenaar”. Geloof je wat die zegt? Hoe harder hij roept, hoe meer twijfels hij zaait. Het woord leugenaar kerft immers veel diepere groeven dan het zwakkere ‘geen’.

Let dus alsjeblieft op als je nog eens een ontkenning tegen het lijf loopt of er zelf één wil gebruiken. En voor al die neuronen die tijdens het lezen van dit artikel de wildste associaties tevoorschijn hebben getoverd: ik zei toch dat het niet over porno zou gaan.