dinsdag 5 mei 2009

Helden voor dummies

Van Fuentes over Claus tot Brouwers

De tempel zit overladen vol. Het gewelf lijkt op de onderkant van een ruimteschip, ontsnapt uit Space Odyssey. Het gedimde licht zuigt mijn blik naar het altaar, waar de priester predikt. Zijn Latijn stijgt boven de massa uit. De gelovigen herkennen flarden, net voldoende om de geest te ontvangen.

Zijn naam is Carlos Fuente. Ik noem hem gemakshalve de Mexicaanse Hugo Claus: jaarlijks duikt hij op in de lijstjes voor de Nobelprijs, maar steeds grijpt hij ernaast. De intellectuele mensheid draagt hem op handen. Hij ligt op ieders lippen, maar wordt door niemand gelezen.

Naar aanleiding van zijn tachtigste verjaardag is hij uitgenodigd op het literaire festival Passa Porta. De maestro spreekt zijn fans in het Frans toe, als een virtuoos die op late leeftijd zijn roeping heeft ontdekt: grammaticaal correct, maar met een tongval die zijn roots niet kan bedekken. Het klinkt als Spaans, maar dan in het Frans. Mijn hersenkwab is danig in de war. Wat overblijft is ruis. In plaats van te vertellen over de tachtig grandioze jaren die achter hem liggen, geeft hij een bloemlezing over de literatuur op het Amerikaanse continent, van vóór de conquista tot nu, waarbij hij een resem auteurs de revue laat passeren. Het publiek is tevreden, want daar staat hun held.

We hebben iemand nodig om naar op te kijken. Als kind is dat papa of mama. De tijd brengt inzicht en stoot verwekkers al snel van hun sokkel. Daarna verschijnen artiesten aan de hemel. Je imiteert zelfs de manier waarop ze met hun ogen knipperen om nog maar in de buurt van hun schaduw te komen. Eenmaal de eerste stralen van volwassenheid je hebben bereikt vallen ook die sterren. Je neuriet hun Bijbelteksten nog steeds mee, maar je zou één van hen niet meer kiezen om je laatste dagen op een onbewoond eiland mee door te brengen. Op zoek dus naar nieuwe helden.

Een held moet iets te zeggen hebben. Het kan een guerrillero zijn die de wapens heeft neergelegd, een voormalig politicus die tot inzicht is gekomen of een kunstenaar die de wereld inpakt, als hij maar boeken schrijft. Niet over koken, wel over alomvattende dingen die ver genoeg van de dagelijkse realiteit staan, maar toch herkenbaar zijn. Een held laat je kamers zien waar je nooit eerder bent geweest.

Helden maken deel uit van jezelf. Je draagt ze met je mee, als een sjaal, of een hoed. Hun namen staan vermeld op je visitekaartje of Facebookprofiel: geïnspireerd door ... . Zeg me wie je helden zijn en ik vertel je wie je bent. In De Morgen gaan toppolitici in gesprek met hun inspiratoren. Op Canvas vertellen bekende koppen in Lux XL uit welke bronnen ze hun melk halen. Met Gandhi, Mandela of moeder Teresa scoor je niet meer. Je moet minstens een paar namen kunnen noemen waarvan de grote meerderheid nog nooit heeft gehoord. Een naam opwerpen is als een wachtwoord waarmee je toegang krijgt tot een geheim broederschap.

Als kind dweepte ik met Michael Jackson. Wanneer mijn mentale capaciteit begon toe te nemen liet ik hem vallen voor Peter Garett van Midnight Oil. Een boomlange kale kerel die faam verwierf door spastisch te dansen en die de wereld een geweten schopte door te zingen over het sociale onrecht dat Australië de aboriginals aandeed. Op de middelbare school gaf ik er een spreekbeurt over, op een moment dat niemand van mijn klas ooit van een didjeridoo had gehoord en anderen over hun duiven spraken. Uit Michael Jackson ben ik volledig verveld. Van Midnight Oil durf ik nog af en toe een cd opzetten. Onlangs vernam ik dat Garett de muziek achter zich gelaten heeft en het tot milieuminister heeft geschopt, een carrièrezet het heldendom waardig.

Wanneer ik op de universiteitsbanken belandde droomde ik ervan om een goeroe te ontmoeten: iemand die het mysterie in drie woorden zou vatten. Ik was op zoek naar een metafysische ervaring van volledige overdondering, een intellectuele knock-out, een goddelijke licht dat de wetten van het heelal zou onthullen. Zoals Plato leerling was van Socrates, Van Dyck van Rubens en Jung van Freud, zo hoopte ik ooit mijn leermeester tegen het lijf te lopen. Hoogmoed komt niet voor in het woordenboek van een achttienjarige. Helaas, ik heb weinig helden ontmoet. De meeste proffen stegen niet boven hun spreekgestoelte uit.

Om mijn desillusie niet verder op de spits te drijven maakte ik mezelf dan maar wijs dat niemand dé waarheid verkondigt omdat die nu eenmaal niet bestaat. Elke kennis is immers afhankelijk van de manier waarop je naar de dingen kijkt. In ‘Geheime kamers’ schrijft Jeroen Brouwers: “Trouwens: wat is de waarheid, ‘de’ waarheid, en doet die er iets toe?”.

Brouwers is iemand die nog wel in m’n lijstje van helden thuishoort. Ongelooflijk hoe hij in één adem jongleert met duizend woorden en erin slaagt gedrochten aan elkaar te rijgen tot parels. Vorig jaar gaf hij een lezing in Brussel, naar aanleiding van een nieuw boek. Ik was wel nieuwsgierig naar de mens achter Brouwers dus ik daar naartoe. Een zaaltje bomvol kwijlers. Het heeft iets van voyeurisme: je zou die arme man zelfs op toilet vergezellen om het geheim achter zijn genialiteit te doorgronden.

Het is geen pretje om als held steeds weer te verschijnen voor een publiek vol psychopaten die beter dan jezelf weten wat er op regel X van pagina zoveel van dat ene boek staat geschreven. Voor de zoveelste keer mocht Brouwers antwoorden op de vraag of zijn boeken nu autobiografisch zijn of niet. De interviewer die zijn heldenstatus voelde stijgen door naast de paus himself te zitten, glimlachte geniepig, alsof hij de eerste was die ooit deze vraag had gesteld. Het antwoord speelde allang geen rol meer, de interviewer belandde in de annalen, op schoot bij Brouwers.

Ik beken schuld. Ook ik heb deelgenomen aan de poppenkast. Op het einde van de voorstelling van Fuentes hebben mijn vrouw en ik de schrijver aangeklampt met de vraag om even op de foto te gaan met onze kleine spruit die zeker zijn jongste toeschouwer was. Zo’n onlinefoto zou haar status gegarandeerd doen pieken.

Laten we voortaan het volgende afspreken: dat iedereen gewoon zijn ding doet. Laat schrijvers schrijven, schilders schilderen, zangers zingen, in plaats van clowns te maken die we aankleden als iconen. Of is dat de tol voor het heldendom?