'I was sixteen. Every morning my mother woke me up to go to school. But that morning I woke up without her call. When I went to her room I found her paralysed.' With this introduction a Spanish participant at a storytelling workshop started his own story. His English was not fluent and he was not looking into the eyes of his public. But his story was genuine. From the first sentence we were hanging on his lips and forgave all the shortcomings.
In another group a Polish participant was telling a story by juggling with three small balls. His audience was delighted. Afterwards a participant argued that a good PowerPoint presentation could have the same impact as a juggling performance. Someone disagreed. The story had carried him back to his childhood, where his grandfather used to show tricks too.
The two stories taught me that the most powerful tool for a storyteller is to bring the audience back home.
dinsdag 28 juni 2011
woensdag 27 april 2011
In verwachting
Daar, beneden aan de trappen, in de lommerte van de gang. Een losgelaten horde pendelaars in topjes, ruitjeshemden en flipflopsandalen glippen als palingen langs hem heen. Ik neem een foto. Op de afdruk glimmen de jaarringen op zijn voorhoofd, de rode pluisjes op zijn wangen. Achter hem een afgeleefde muur. De rest is mensenwaas.
Die ochtend heeft hij een bad genomen. Zich geschoren. Het gladgestreken witte hemd aangetrokken. Een grijze broek met rechte vouw. Een vest die hij zowel bij het ontluiken van de bloesems als het neerdalen van de bladeren van stal haalt. Na het ontbijt is hij op de bus gestapt. Beter vroeg vertrekken, je weet maar nooit. Vanachter het raampje ziet hij de huizen naar elkaar toegroeien, bomen de aftocht blazen, mensen kleur krijgen. Een uur te vroeg komt hij toe.
Hij kijkt naar de voorbijgangers. Ze laten geen sporen na. Dat hoeft niet meer. Morgen staat hij er opnieuw. Of was het gisteren. Ik vergeet het steeds.
Die ochtend heeft hij een bad genomen. Zich geschoren. Het gladgestreken witte hemd aangetrokken. Een grijze broek met rechte vouw. Een vest die hij zowel bij het ontluiken van de bloesems als het neerdalen van de bladeren van stal haalt. Na het ontbijt is hij op de bus gestapt. Beter vroeg vertrekken, je weet maar nooit. Vanachter het raampje ziet hij de huizen naar elkaar toegroeien, bomen de aftocht blazen, mensen kleur krijgen. Een uur te vroeg komt hij toe.
Hij kijkt naar de voorbijgangers. Ze laten geen sporen na. Dat hoeft niet meer. Morgen staat hij er opnieuw. Of was het gisteren. Ik vergeet het steeds.
vrijdag 28 januari 2011
Appel
Op de trein. Schuin tegenover mij zit een oude vrouw die ondanks de verstreken jaren nog niets van haar glans is verloren. Naast de vrouw een oude man. Ze geeft hem een stuk fruit. De man draait zich naar de vrouw toe en raakt haar schouder aan. 'Ik heb liefst een appel', zegt hij. 'Die heb ik niet bij', antwoordt zij streng. Is het omdat de hele trein meeluistert of stoort ze zich aan de vraag van haar man? Ze geeft hem een mandarijntje. De man eet rustig zijn verworven vrucht op. De vrouw kijkt sereen voor zich uit, zoals het hoort op de trein.
Wat is dat toch met die appel? Ik reis twintig jaar in de tijd. Buiten is het al donker. De kachel brandt, TV staat aan. Mijn vader in de zetel, de voeten op het salontafeltje. ‘Schil jij een appel?’, vraagt hij aan mijn moeder. Ze gaat naar de keuken, haalt er twee appels, een mesje en een stukje keukenrol om de schil en het klokhuis op te leggen. Ze snijdt de appel in schijfjes. Mijn zus en ik genieten mee, want ook wij krijgen een stukje. Wij staan achter de coulissen en gluren door het gordijn. Mijn vader en moeder spelen de hoofdrol.
De man op de trein, mijn vader in de zetel, wanneer de appel in beeld komt worden ze hulpeloos. Alsof de moederborst verschijnt. Dan kunnen ze enkel nog hun snaveltje openen en ontvangen. Mannen zijn bang van appels, niet in staat eigenhandig de vrucht te ontbloten tot op het vlees. Adam lag wekenlang naar de appel te loeren, maar hij durfde geen vinger uit te steken. Eva moest het doen.
Mijn dochtertje eet graag fruit. Ze leert nu de juiste woordjes voor de verschillende soorten. Als ze de naam niet kent zegt ze 'appel', alsof alle vruchten een afgeleide zijn van die ene oervrucht.
Wat is dat toch met die appel? Ik reis twintig jaar in de tijd. Buiten is het al donker. De kachel brandt, TV staat aan. Mijn vader in de zetel, de voeten op het salontafeltje. ‘Schil jij een appel?’, vraagt hij aan mijn moeder. Ze gaat naar de keuken, haalt er twee appels, een mesje en een stukje keukenrol om de schil en het klokhuis op te leggen. Ze snijdt de appel in schijfjes. Mijn zus en ik genieten mee, want ook wij krijgen een stukje. Wij staan achter de coulissen en gluren door het gordijn. Mijn vader en moeder spelen de hoofdrol.
De man op de trein, mijn vader in de zetel, wanneer de appel in beeld komt worden ze hulpeloos. Alsof de moederborst verschijnt. Dan kunnen ze enkel nog hun snaveltje openen en ontvangen. Mannen zijn bang van appels, niet in staat eigenhandig de vrucht te ontbloten tot op het vlees. Adam lag wekenlang naar de appel te loeren, maar hij durfde geen vinger uit te steken. Eva moest het doen.
Mijn dochtertje eet graag fruit. Ze leert nu de juiste woordjes voor de verschillende soorten. Als ze de naam niet kent zegt ze 'appel', alsof alle vruchten een afgeleide zijn van die ene oervrucht.
Abonneren op:
Posts (Atom)