Vier intelligente heren nemen plaats aan een lange tafel. Twee sprekers, een moderator en tussen hen in een kunstenaar. Boven de wenkbrauwen ziet hij wit, onder de kin zwart. Met zijn grote bleke hand bedekt hij zijn gelaat.
De sprekers krijgen de opdracht om hun verlichte geesten te laten schijnen op het oeuvre van de kunstenaar. Vakkundig bespelen ze verschillende toonladders, toveren ze tijdgenoten uit hun hoed, voorlopers en tegenhangers. Ze ontsluieren hun grijze massa in de hoop een glimlach op het gezicht van de kunstenaar te zien verschijnen. Al doen ze zo hun best, de kunstenaar blijft onbewogen voor zich uit staren.
Eindelijk krijgt hij het woord. Ik zet me recht. Als een oude goederentrein komt de kunstenaar in beweging. Hij produceert klanken die uit een duistere holte ergens tussen het middenrif en de onderbuik vandaan lijken te komen. Hij kijkt voor zich uit, fronst de wenkbrauwen, alsof hij geen idee heeft waarover hij moet praten. De micro slaagt er niet in een helder woord tot bij het publiek te brengen. Het is een modderstroom waarin hier en daar flarden taal bovendrijven. Hij toont zijn tanden. Ik vermoed dat hij een komische anekdote vertelt.
De spreker die een minuut geleden nog een paar vragen voor de voeten van de kunstenaar had geworpen, staat op het punt vuur te vatten. Hij probeert zich te verbergen achter een stel handen, maar zijn voorhoofd verraadt zijn onrust. Hier is hij niet op voorbereid. Hij begrijpt geen jota van wat de kunstenaar zegt. Wat zal hij straks antwoorden? Ik denk aan een kraan waaruit plots bruine smurrie stroomt in plaats van zuiver water. Gebeurt dit bij je thuis, dan wacht je even, maar beeld je in dat je voor een publiek van hooggeplaatste Chinese bezoekers staat en moet aantonen dat het Belgische leidingwater perfect drinkbaar is. Wat doe je dan met het lege glas in de hand?
Als je het water lang genoeg laat lopen wordt het weer helder. Als je de kunstenaar lang genoeg laat spreken wordt hij verstaanbaar. Articuleert hij beter of stemt mijn gehoor zich af op de modderstroom? De helft van wat hij zegt kan ik ontcijferen, de andere vul ik zelf in. Uiteindelijk doet de inhoud er niet zoveel toe. We willen toch vooral de kunstenaar bespieden, zien hoe hij zijn hoofd krabt, hoe hij gniffelt bij een vraag uit het publiek. Het gaat om de sacrale sfeer, de ruimte te mogen delen met een uitzonderlijk talent.
De spreker herpakt zich. Hij pikt in op wat hij denkt te begrijpen en stelt nieuwe vragen aan de kunstenaar. Beide heren spelen een partijtje woordentennis. De ene bootst een opslag na en de andere klopt terug. Of het dezelfde bal is weet ik niet. Heeft Wii misschien een nieuwe toepassing gekregen voor gesprekken tussen wetenschappers en kunstenaars? Ik kijk naar de lege nis boven de hoofden van de heren. Ooit, toen de ruimte nog dienst deed als kapel, hield een heilige er de wacht. In die tijd sprak de priester de gelovigen nog toe in het Latijn. Of we dezelfde taal spreken doet er niet veel toe, als we elkaar maar begrijpen.
donderdag 28 oktober 2010
Abonneren op:
Posts (Atom)