Met een hoofd vol snot daal ik de trappen van de Kunstberg af. Als een barende moeder richt ik alle aandacht op mijn ademhaling: in door de neus, uit door de mond. Zo probeer ik te verhinderen dat er een koude luchtstroom ongefilterd m’n strot in vliegt.
Op de onderste trede sluipt er een klank m’n trommelvliezen binnen, eentje die niet in het plaatje van een bijnawinteravond thuishoort. Ik hoor het gefluit van een bronstige jonkheer over het parkje heen galmen. Die gevleugelde moest al lang in bed liggen en dromen van lenteavonden met toestemming van de dienst straatmuzikanten om springerige wijfjes te trakteren op passionele aria’s. Ik speur de horizon af op zoek naar een lijf met vleugels.
Brengen de priemende spots die vanuit de hemel het landschap in lichterlaaie zetten de arme flierefluiter misschien uit zijn bioritme? Of is het een actie van Greenpeace om de aandacht te trekken op het veranderende klimaat, net op de openingsdag van de conferentie in Kopenhagen? Zelfs al gaat het om een beest met veren en stereostembanden, ik voel me er onwennig bij: die vogel fluit hier immers niet op z’n plaats.
Abonneren op:
Posts (Atom)